De nonnen

In 1925 lag het op vele lippen: “er fietsen nonnen door Zaandam.”

Het zou een vertrouwd beeld worden totdat de laatste zwartgepakte vrouw het ziekenhuis in 1981 verliet. Haar naam was zuster Engelinia.

Pastoor Jan Zwart trommelt in 1924 een aantal prominenten van rooms katholieke signatuur op om over de stichting van de wijkverpleging te praten. Deelnemende parochianen wordt gevraagd voor 5 jaar een vast bedrag te betalen, waarvoor gratis wijkverpleging wordt gegeven en korting wordt verstrekt als een van de familieleden in de ziekenverpleging moet worden opgenomen. Bij deze vergadering was ook aanwezig monseigneur Driessen van het gesticht der Kleine Zusters van de Heilige Jozef te Heerlen. Hij was de baas van een bepaalde groep eerwaarde zusters, de zusters Franciscanessen. Driessen had acht zusters beschikbaar, voor wie hij kost, inwoning en 175 gulden per jaar vroeg. De nonnen kregen dat bedrag overigens niet zelf in handen. De inschakeling van nonnen is vermoedelijk de enige manier geweest om het ziekenhuis van de grond te krijgen. Het Sint-Jan kreeg namelijk geen subsidie van de Gemeente Zaandam.

Maandag 16 februari 1925 rijden enkele rijtuigen om de Klauwershoek de Oostzijde in. Aan boord de Kleine Zusters van de Heilige Joseph uit Heerlen. Het was de dag waarop de acht zusters hun “glorieuze intocht” maakten voor hun “zegenrijke arbeid”. Dat “glorieuze” moet de vrouwen, elk in een 6 kilo wegend bruin habijt en met een grote kap op het hoofd, zijn meegevallen, want eerder hadden zij verschrikkelijke verhalen gehoord over het rode Zaandam dat het scheen dat men naar een verbanningsoord ging.

Na een Heilige Mis gingen de nonnen meteen aan het werk. De kloosterzusters gaan  op de knieën om het gebouwtje schoon te maken voor de opening, die op 2 maart 1925 plaatsvindt. Vóór de opening werden al 184 huisbezoeken afgelegd.

Luiers

In 1925 komen er onder de hoede van de nonnen negen katholieke kinderen ter wereld. De hygiënische omstandigheden verschilden aanmerkelijk met die van tegenwoordig. Zo werden door de nonnen de luiers van de borelingen in de Zaan uitgespoeld.

Fietsen

Ligt het aan het glooiende landschap in Heerlen? Feit is dat de nonnen niet kunnen fietsen. Een fietsenhandelaar brengt ze op het Blaauwe Zandje de kneepjes bij. De burgerij moet de zusters de weg wijzen in het Zaanse stratenplan. Toch een omvangrijk gebied, want de nonnen gaan tot Haaldersbroek en spoedig ook naar de Koog en Wijdewormer.

Ze laten de Zaandammers ook kennismaken met de gewoontes van het klooster. Een mevrouw zal zich flink geschaamd hebben toen ze een non zei “dat als mevrouw haar hoed wilde afzetten, zij de kapstok achter de deur kon vinden“. Na de huisbezoeken wacht de nonnen het schoonmaken van het gebouw en het onderhouden van de eigen moestuin.

Dienstvaardigheid

De nonnen werden afgebeuld, en lieten zich met zekere blijmoedigheid afbeulen, omdat dit paste in hun drang naar dienstvaardigheid. Zuster Rumoldina vertelde in de Typhoon: “In het begin hadden we geen enkele dag vrij in de week en konden we hoogstens 1 dag per jaar op familiebezoek. Salaris kregen we niet. We hadden het ook niet nodig omdat je nooit wegging, en het eten stond iedere dag op tafel. We werkten van ’s morgens 7 tot ’s avonds 8 uur. Daarna hadden we een uurtje recreatie, wat inhield het stoppen van kousen of handwerken. Af en toe hadden we een feestdagje, bijvoorbeeld de verjaardag van Moeder Overste. Dan kregen we een kopje chocolade of een gebakje

Zuster Engelinia

Zuster Engelinia kwam in 1951 in de Sint Jan. Bij haar jubileum op 21 mei 1976 stond in de Typhoon: “Het gebeurde wel eens dat dokter Immink op een ochtend een heleboel mensen met open benen uit heel Nederland ontving en dat ik dan wel 80 benen van sponsverband voorzag. We woonden in het begin op de zolder van het ziekenhuis. Je had dan: ik noem het altijd maar een chambrette met schotten. Dat was heel klein. Er stond alleen een bed met een stoel en een fonteintje Het was zeer gehorig. Later kreeg ik een flatje. Behalve dat flatje vond ze het ook fijn dat ze in 1976 wel eens naar huis mocht. Dat was vroeger niet toegestaan. “Toen mijn moeder stierf mocht ik niet naar huis, dat heb ik heel erg gevonden”. Zuster Engelinia herinnerde zich ook uit haar begintijd in Zaandam dat “eenmaal per jaar een diner voor specialisten werd gegeven en wij als religieuzen bedienden dan de maaltijd. “Dat vonden we gezellig”

Zuster Marie-Hermine Van de Laar zei in de Typhoon: “In 1965 kregen we een halve dag vrij in de week, waar je geen raad mee wist. Voor die tijd was het de gewoonste zaak dat wij om 6 uur ’s morgens uit de mis werden geroepen om voor 12 uur s’nachts de zaal niet meer te verlaten”.

Bij elkaar 37 nonnen poseren in 1957 op de stoep van het Sint-Jan Ziekenhuis. Op de achtergrond het bestuur en de directieleden Immink en Hubert.

Reünie

Toen de fusie tussen Juliana en Johannes een feit was kwam toenmalig directeur algemene zaken Drs. W.A.J. Langenhorst met het idee een reünie te organiseren voor de zusters die ooit in het Sint Jan en Johannes ziekenhuis hadden gewerkt. Voor de laatste maal konden de dames een kijkje nemen in het gebouw waar zij vroeger werkten. Na de ontvangst stonden er rondleidingen door het oude en nieuwe ziekenhuis op het programma, gevolgd door een receptie en diner.

Reünie van de nonnen in 1985. 4e van links is zuster Engelinia