Ziekenhuiswedloop in Zaandam

Mag een katholiek in een niet-katholiek bed worden verpleegd? Die vraag was tientallen jaren actueel. Toen in 1919 het eerste gemeentelijke ziekenhuisje in de Oostzijde werd geopend, zat dat de katholieke regenten niet lekker. Ze reageerden in 1925 met de ingebruikneming van een eigen ziekenhuis, eveneens in de Oostzijde, pal naast dat van de gemeente. Een nieuw Gemeentelijk Ziekenhuis aan de Frans Halsstraat in 1931, werd in 1932 beantwoord met een nieuw St.Jan-ziekenhuis aan de Bloemgracht. Als in 1967 het nieuwe Juliana ziekenhuis gereedkomt, lanceren in 1969 katholieken en Protestanten een bouwplan voor een nieuw interconfessioneel ziekenhuis met 400 bedden. Dat plan is nooit doorgegaan omdat in de jaren zeventig er eindelijk een einde kwam aan de ziekenhuiscompetitie. De wedloop eindigde in 1974 met de fusie van beide ziekenhuizen tot Stichting Ziekenhuis De Heel.

De Zaanse auteur Peter Roggeveen schreef over dit onderwerp een artikel in zijn boek 100 jaar Zaanstreek.

Primeur

Wormerveer had in 1905 de primeur van het eerste ziekenhuis in de Zaanstreek. Dat was niet te danken aan een vooruitstrevend gemeentebestuur, maar aan het doorzettingsvermogen en de inzet van huisarts dr. Pieter Korteweg. Vrijwel het gehele bedrag van de bouwkosten (ruim 15.000 gulden) werd bijeengebracht door de bevolking van Wormerveer. In Zaandam waren ze minder voortvarend. Een ziekenhuis kostte geld en dus hield de gemeente de boot af. Bovendien waren de Zaandamse artsen verdeeld over het nut van zo’n kostbare voorziening. Pas in 1918 werd besloten tot de oprichting van een Gemeentelijke Geneeskundige Dienst (GGD). De Zaandamse chirurg dr. P.H. van Roojen werd tot directeur benoemt. Van Roojen ging aan de slag en opende in het pand Westzijde 112 een polikliniek bemand door parttime specialisten uit Amsterdam. Maar al spoedig doet van Roojen een beroep op het gemeentebestuur om een ander, groter pand aan te kopen.

Statig herenhuis

De gemeente geeft aan het verzoek gehoor, en koopt in maart 1919 het pand Oostzijde 59. Voor 30.000 gulden wordt het gemeentebestuur eigendom van het statige herenhuis dat bekend staat als “de villa”, van voormalige Rijstpellerij Blans. Er werd een operatiekamer ingericht met röntgenapparatuur. Zo werd op 6 december 1919 in de Oostzijde het eerste Zaandamse gemeentelijke ziekenhuisje in gebruik genomen, dat zowel fungeerde GGD voor het ziekenvervoer, EHBO-post, polikliniek en ziekenhuis. Voor de verpleging waren 20 bedden beschikbaar.

Ziekten

Het ziekenhuisje breidde zich snel uit. In 1921 werd het pand aan de Oostzijde 109 als zusterhuis in gebruik genomen en het personeelsbestand groeide tot 27 personen. Tevens werd de inrichting voor besmettelijke ziekten in de Westerkerkstraat drastisch verbeterd en uitgebreid, zodat er naast de opname van 27 besmettelijke patiënten ook 40 andere patiënten konden worden verpleegd.

Identiteit

Voor een katholieke Zaandamse familie stonden de keuze van krant, vakbond, omroep en school vast. De gezondheidszorg doorbrak dat patroon. De katholiek was overgeleverd aan een ‘openbaar ziekenhuis’ en dat zou ten koste gaan van de eigen identiteit.

In 1924 roeren de Zaandamse katholieken zich dan ook op verpleegkundig gebied. Het gaf geen pas dat katholieken zich in een gemeentelijk ziekenhuis lieten behandelen en dus ging men tot actie over. De R.K. Ziekenverpleging St. Jan-stichting ’ter hulp en troost voor de lijdende mensheid’ werd opgericht en koopt voor een bedrag van 22.000 gulden de pastorie van de doopsgezinde kerk. Dat pand, Oostzijde 61, grensde uitgerekend aan het gemeentelijke ziekenhuis, Oostzijde 59. De voormalige pastorie werd aangepast voor de verpleging van 14 patiënten en de huisvesting van enkele nonnen. Om aan verpleegsters te komen sloten de regenten onder aanvoering van pastoor Johannes Zwart een overeenkomst met de Orde van de Kleine Zusters van de Heilige Jozef te Heerlen. De orde leverde 6 zusters die in 1925 in Zaandam arriveerden en met 2 koetsen van het station werden afgehaald. De inschakeling van de nonnen is vermoedelijk de enige manier geweest om het ziekenhuis van de grond te krijgen. Het Sint Janziekenhuis kreeg geen subsidie van Zaandam, wat het gemeentelijk ziekenhuis wel had. Wel vreemd dat gemeenschapsgeld slechts aan een deel van de bevolking ten goede kwam.

Ongeluk

Broeder van Dam vervoerde zijn patiënten per rijwielbrancard via het pontje van het Ruyterveer. Als er op straat een ongeluk gebeurde, kwam broeder van Dam altijd met een ambulance. Was de patiënt buiten westen, dan ging hij automatisch naar het gemeente ziekenhuis. Alleen wie bij kennis was en er sterk op aandrong, kon naar het Sint-Janziekenhuis vervoerd worden.

Mogelijk broeder van Dam die op een zelfde Simplex fietsbrancard patiënten vervoerde.

Gillen van patiënten

Het was het katholieke regentencollege een doorn in het oog dat de St-Jan-stichting wegens het ontbreken van specialisten niet als ziekenhuis werd erkend door de gemeente en het ziekenfonds. Dat de parochianen waren aangewezen op specialistische hulp van niet-katholieke specialisten van het gemeentelijke ziekenhuis was voor de regenten moeilijk te verteren. Er was dringend een eigen katholieke operatiekamer noodzakelijk, maar het geld ontbrak. Daarom opperde het college het even opmerkelijke als efficiënte idee om dan maar geen operatiekamer in te richten en alleen een verbindingsgang aan te leggen tussen het gemeentelijke ziekenhuis en de St. Jan-stichting. Aldus zouden de katholieke patiënten naar de operatiezaal van het gemeentelijke ziekenhuis vervoerd kunnen worden om vervolgens na de operatie weer verplaatst te worden naar het katholieke verpleeghuis. Een ander argument was de gehorigheid van het pand van de St. Jan-stichting. “De vrees was niet ongegrond, dat rustbehoevende patiënten de stichting zouden mijden door het gillen van patiënten die geopereerd moesten worden”. Uiteindelijk gebeurde er niets en kwam er geen verbindingsgang. Een ander argument hiervoor was dat het de katholieke identiteit zou kunnen schaden. Oostzijde 59 bleef een echt gemeentelijk ziekenhuis en Oostzijde 61 bleef een katholieke verpleeginrichting.

Ouden van dagen

Die ongelijkheid in medische voorzieningen zinden de katholieken allerminst. Achter de schermen werd er druk overlegd. Men hield elkaar angstvallig in de gaten. Toen in 1928 het gemeentelijke voorstel werd goedgekeurd voor de bouw van een ziekenhuis aan de Frans Halsstraat, reageerde katholiek Zaandam met plannen voor een nieuw St.Jan-ziekenhuis aan de Bloemgracht, inclusief een verzorgingstehuis voor rooms-katholieke Ouden van Dagen. Het werd een race tegen de klok. Op 31 december 1931 wordt het nieuwe Gemeenteziekenhuis met 102 gewone bedden en 26 bedden voor besmettelijke patiënten aan de Frans Halsstraat in gebruik genomen. Een half jaar later, op 3 mei 1932, volgde de opening van het nieuwe confessionele St.Jan-ziekenhuis, groot 72 bedden. Dr. E.A. Immink, chirurg en vrouwenarts, werd de eerste directeur.

In de jaren 50 kampen beide ziekenhuizen met ruimtegebrek door de toeloop bij de poliklinieken en de komst van nieuwe afdelingen en specialismen. In 1953 raken de gemeentelijke uitbreidingsplannen met de komst van de nieuwe ziekenhuisdirecteur dr. C. van Raalten in een stroomversnelling. Hij krijgt de opdracht de paden voor een nieuw streekziekenhuis te effenen. Het St. Jan bleef niet achter en realiseerde in 1953 een grote uitbreiding met de bouw van een nieuwe vleugel aan de H.Gerhardstraat, waardoor het totaal aan bedden op 214 kwam. Er werden tevens 50 kamers ingericht voor lekenverpleegsters omdat het aantal nonnen in de verpleging terugliep.

Verpleegstersflat

De jaren zestig staan weer in het teken van grote uitbreidingen. Zo wordt in 1965 door het St. Jan de verpleegstersflat Wittenburcht in gebruik genomen. Het tien verdiepingen hoge gebouw werd daarmee het hoogste gebouw van de stad. In 1963 wordt tevens na een voorbereiding van ruim 10 jaar eindelijk de eerste steen gelegd voor het Juliana-ziekenhuis ter vervanging van het Gemeenteziekenhuis. Het levenswerk van dr. C. van Raalten wordt op 29 september 1967 geopend door staatssecretaris J. Kruisinga van het Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid. En met 350 bedden is het nieuwe Julianaziekenhuis gelijk weer het grootste ziekenhuis in de Zaanstreek.

Fusie

Maar daarmee is de ziekenhuiswedloop niet afgelopen. In 1967 zijn er besprekingen gaande tussen het regentencollege van het St.Jan-ziekenhuis en de Protestants-Christelijke Stichting die geen kans ziet de bouw van een eigen ziekenhuis met 150 bedden te verwezelijken. Die besprekingen leiden in 1969 tot de nieuwe stichting Interconfessioneel Johannesziekenhuis en een plan voor een 400 bedden tellend Johannes-ziekenhuis dat aan de Vermiljoenweg zou moeten verrijzen. Zover komt het niet, al wordt in 1969 wel het St. Janziekenhuis omgedoopt tot Johannesziekenhuis. In datzelfde jaar wordt door de medische staven en besturen van beide ziekenhuizen onderhandelingen gevoerd over verregaande samenwerking. Het doel was overeenstemming te bereiken over het totale samengaan van de beide kleine ziekenhuizen tot één middelgroot streekziekenhuis. Na jaren van overleg leidde dat op 1 juli 1974 tot een fusie en werd Stichting Ziekenhuis De Heel een feit. Daarmee kwam er een definitief einde aan de ziekenhuiswedloop in de Zaanstreek. in 2024 is het 50 jaar geleden dat de fusie gerealiseerd werd.