Wanneer de baring niet vordert of er treedt foetale nood op, kan een een tangverlossing nodig zijn. De tang wordt zo aangelegd dat de gebogen lepels als een mutsje over beide oren van het kind liggen. De beide helften van de tang worden afzonderlijk in positie gebracht en daarna aan elkaar geklikt. Als de dokter er zeker van is dat de tang goed zit en hij niets forceert, trekt hij/zij heel langzaam en voorzichtig het hoofdje van het kind tevoorschijn.
De Britse vroedmeester Peter Chamberlen (1601-1683) was in 1670 de eigenlijke uitvinder van de verlostang. Zijn eerste demonstratie mislukte echter jammerlijk en eindigde met het overlijden van zowel moeder als kind. Hij hield daarom zijn vinding jarenlang angstvallig geheim. Ook de 17de-eeuwse stadsvroedmeester van Amsterdam Hendrik van Roonhuijsen (1625-1672) en zijn zoon Rogier hielden de door hen ontwikkelde verlostang uit de openbaarheid. Dit werd vaak gedaan om concurrentie tee voorkomen. De Gentse meesterchirurgijn Jan Palfijn (1650 -1730) was de eerste die het aandurfde om de door hem ontworpen verlostang in 1723 in de openbaarheid te brengen aan de Academie van Wetenschappen te Parijs.
De verlostang.
Het klassieke ontwerp bestaat uit twee scharnierende delen, die men lepels noemt. De lepels worden om het hoofdje van het kind gelegd, waarna er voorzichtig aan de verlostang getrokken kan worden om het kind naar buiten te helpen.
Het scharnier van de tang bestaat uit twee losse delen, die ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’ worden genoemd. De eerste heeft een uitsteeksel dat als asje van het scharnier dient, de laatste een gat dat om het uitsteeksel scharniert.
De tang wordt zo aangelegd dat de gebogen lepels als een mutsje over beide oren van het kind liggen. De beide helften van de tang worden afzonderlijk in positie gebracht en daarna aan elkaar geklikt. Overal wordt gelijkmatige druk uitgeoefend. Knijpen is dus uit den boze. Als de dokter er zeker van is dat de tang goed zit en hij niets forceert, legt hij ook zijn andere hand om de greep van de tang en trekt heel langzaam en voorzichtig het hoofdje van het kind tevoorschijn.
De verlostang wordt tegenwoordig bijna niet meer gebruikt, alleen als de vacuümpomp tekort schiet en het te laat is voor een keizersnede.
Uit de “oude doos” Mijn oom (van Hans Oomen red.) die chirurg was in Hoorn deed ook moeilijke verloskunde Chirurgen in die tijd waren ook gynecoloog. In Noord Holland waren er een aantal katholieke enclaves/dorpen, daar wilde men alleen een katholieke dokter. Dat was mijn oom ook.
En zo ging hij er regelmatig met zijn verlostang op uit. Dat was rond de 40er jaren van de vorige eeuw. Ik heb hem wel eens gevraagd of die tangverlossingen geen hersenbeschadigingen gaven. Dat gebeurde wel, maar zolang het kind maar op het land kon werken deed men daar niet moeilijk over!