Gebruikt bij amputaties van vooral het been.
Amputaties werden verricht door de chirurgijns
Er bestonden sinds de middeleeuwen twee soorten artsen. De Doctores, dezen hadden een universitaire opleiding achter de rug en hielden zich vooral bezig met diagnostiek. Dan waren er de Chirurgijns. Dit waren een soort handwerkslieden die het vak in de praktijk leerden. Zij deden het “vuile “werk zoals amputaties, wondverzorging, steensnijden, botbreuken behandelen etc.Lang was het gezegde de doctores wisten alles en konden niets, de chirurgijns wisten niets en konden alles. Tot in de twintigste eeuw was de uitdrukking: internist weet alles kan niets, chirurg weet niets en kan allesVerder bestonden er vroedvrouwen, vroedmeesters en apothekers. Ook bij de barbier kon je vaak terecht voor simpele ingrepen al kiezen trekken.
Kwakzalvers gingen de markten langs met hun vage handeltjes. De zeeschepen hadden ook een chirurgijn aan boord. Er waren op de VOC schepen makkelijk 300 man aan boord. Dus die kregen van alles op zo’n reis. Ook op de oorlogsschepen was veel medische hulp nodig.
De chirurgijn aan boord behoorde niet tot de officieren en had dan ook hooguit een bescheiden hut op het dek onder de kajuit. Hij hield dagelijks spreekuur, dat door de provoost (opzichter die de orde en tucht onder de matrozen moest handhaven) ’s morgens na het ochtendgebed werd aangekondigd met de oproep: ‘Kreupelen en blinden, laat u door de Chirurgijn verbinden, bij de grote mast zult gij hem vinden!’. Daar werden dan onder het oog van eenieder wonden verzorgd, medicijnen uitgedeeld en chirurgische verrichtingen gedaan. Ongevallen aan boord konden variëren van kleine letsels, gebroken armen en benen tot verbrandingen en levensbedreigende trauma’s. De patiënten waren niet te benijden want pijnstilling was beperkt tot opiumdruppels, een slok rum en de begrippen steriliteit en antisepsis waren onbekend. Wondverzorging en operatieve ingrepen leidden dan ook als regel tot pussende wonden en soms tot ernstig weefselversterf (gangreen).
Amputaties moesten niet zelden verricht worden om het leven van de patiënt te redden. Hierin was de chirurgijn dan ook vaardig en snel. Het slachtoffer zal bij de eerste snede door het nog gezonde vlees wel bewusteloos zijn geraakt, waarna met de handzaag het bot kon worden doorgenomen. Bloedende vaten werden met een gloeiend ijzer dichtgeschroeid en de stomp werd verbonden met een ‘liniment’ (smeersel) en linnen lappen.
Gezien de zeer gebrekkige anaesthesie of het ontbreken van anaesthesie was het zaak voor de chirurg zo snel mogelijk te werken.
Robert Liston 1794-1874 was trots op zijn snelheid en liet tijdens amputaties de tijd opnemen. Hij heeft het trieste record van drie doden bij één amputatie.
Wilt meer instrumenten bekijken ga dan hier naar de instrumentenbeeldbank