Van oudsher houden Zaankanters van rijmen en dichten, vele voorbeelden daarvan bevinden zich in het Gemeentearchief van Zaanstad. Molenrijmpjes geënt op de fraaie molennamen gingen van mond tot mond.: “De JUFFER en de JONKER knijpen de KAT in het donker”.
Ook de korte Zaanse familienamen werden onderwerp van spot in dichtvorm: “O, Heer, wil ons verlossen van de DEKKER’s en de POS-sen”.
Het kon niet uitblijven dat de Zaanse artsennamen ook het onderwerp van woordgrapjes werden.
Patiënten in de jaren dertig van de 20ste eeuw hadden in de kleine Zaanse ziekenhuizen ruimschoots de tijd om een fraaie zinswending te bedenken als zij maanden lagen te kuren voor hun longtuberculose of hun maagzweren.
Bij toeval is het gelukt om een aantal van deze rijmelarijen op te sporen.
Zuster de Jager, destijds hoofd polikliniek Gemeente Ziekenhuis aan de Frans Halsstraat, kende de eerste rijmpjes die waren gemaakt. Deze werden al snel gevolgd door tal van andere die aan het licht kwamen tijdens gesprekken met ex-patiënten en ex-medewerkers van de ziekenhuizen.
Soms waren ze op het kantje en niet na te vertellen, maar vaak ook zeer beeldend.
In het volgende rijm, samengesteld uit de nette en gekuiste strofen, vindt u de namen van
de medici die in de dertiger jaren zich inspanden voor hun zieke Zaanse patiënten.
De huisartsen van Wormer en Wormerveer in de tuin van het Gemeenteziekenhuis aan de Paul Krugerstraat 18-20 in Wormerveer.
Staand Dr. Berkel sr., Dr. Heeris en Dr. Klopper.
Zittend Dr. Roos, Dr. Nolst Trenite, Zuster Ruisaard en Dr. v.d. Horst.
(1955)
“Al weer een dooje!” zei dokter VAN ROOJEN,
“Maar dat is toch kras” zei huisdokter PLAS,
“Misschien is hij niet dood” aarzelde dokter DE GROOT,
“Het was overspanning” opperde BANNING,
“Was hij ziekenfonds lid ? “ vroeg dokter DE WIT,
“Dat zie je toch wel!” schamperde dokter REBEL,
“Ik weet hoe hel kwam” zei toen dokter VAN DAM,
“Dat zie je toch zo !” zei collega VAN DER LOO,
“Ik kan er geen pijl op trekken “ zuchtte dokter THORBECKE,
“Weet je het niet, ‘dan is het T. B .!” zei dokter LABBERTÉ,
“Het was zeker zijn long” zei de Westzaner DE JONG,
“Ik kan wel zien dal het fout zit” zei internist GOUDSMIT,
“Het was zeker zijn borst” zei J. }. VAN DER HORST,
“Maar dat geeft sterke pijn!” zei VAN BERKESTEYN,
“Ik zou me er niet mee bemoeien” zei toen dokter DE GOEJE,
“Zo iets onaangenaams” zei de Oostzaner TAAMS,
“Dat is het ergste wat er is” zei uit Wormerveer dokter RIS,
“Ik schrok me een aap” zei aesculaap SCHAAP,
“Misschien was het zijn werk wel” opperde uit Wormer BERKEL,
“Ik zou er geen tijd aan vermorsen “ zei toen dokter VAN HORSSEN,
“Je weet dat ik altijd pal sta “ verzekerde dokter TALSMA,
“Maar wat was nou zijn nummer?” vroeg argeloos KUMMER,
“Ik wist niet dat dat kon!” zei MENDES DE LEON,
“Dat voel je bij instinct” zei triomfantelijk IMMINK,
“Maar dat deden de dampen “ besliste toen LAMPE,
“Koorts en rillingen” zei dokter WILLINGE,
“Het was die wrat” zei dokter BRAT,
“Hij deed zo sloom” zei dokter BOOM,
“Het ging veel te snel” zei toen VAN WEL,
“Dat moet ik nog dagen horen “ zei dokter HAGEDOORN,
“Wat zag die ziel pips “ zei dokter PHILIPS,
“Het was een boze kwaal” zei dokter ROOZENDAAL,
“Roep de familie!” riep Zuster PROVILY,
“Ik dacht dat die al kwam” suste broeder VAN DAM,
“Gooi hem nou in de sluis” riep eindelijk BERGHUIS,
“Ik zou je danken” protesteerde VAN BALEN BLANKEN,
“Dat geeft gedonder later” waarschuwde ONDERWATER,
“Kinderewerk!” riep OUWERKERK,
“Breng hem naar de belt” zei toen dokter PELT,
“Dat is een wijze raad!” besloot dokter EISENDRATH,
“En zo ging-ie dus…!” zei dokter HAGTINGIUS
Zo werd het Zaanse artsenbestand der dertiger jaren op de hak genomen! Ongetwijfeld zijn er
nog andere varianten ergens in de Zaan aanwezig.
auteur: Dr. F. van Soeren (CHZZ)